De geschiedenis van het groepsgebouw 

Het gebouw aan de Zuidsingel 92

Het voormalige ijkkantoor op de hoek Zuidsingel – Sint-Jorisstraat werd (en misschien wel wordt) door velen in Middelburg aangeduid als het padvindersgebouw, omdat het al zo lang als zodanig dienst doet. Het huidige groepsgebouw van de Berdenis van Berlekomgroep stamt uit 1739, een jaartal dat zowel op de voorgevel als op de vangbak voor regenwater aan de achtergevel staat vermeld. Het pand werd oorspronkelijk ingericht als ijkkantoor en heeft tientallen jaren hiervoor dienst gedaan. IJken is het keuren en merken van maten, gewichten en meet- en weegwerktuigen. Naast ijkkantoor zou het gebouw in de achttiende eeuw tevens hebben gediend als Admiraliteitskamer. De Admiraliteiten waren in de Republiek der Verenigde Nederlanden de colleges waarbij het beheer van de zaken betreffende de zeevaart berustte (belastinginning, toezicht op bouw en onderhoud van oorlogsschepen, rechtsmacht voor op zee begane delicten). Aan de Republiek kwam in 1795 met de inval van de Franse legers en de uiteindelijke inlijving bij het Frankrijk van Napoleon Bonaparte een einde. In de Franse tijd deed het huidige groepsgebouw enige tijd dienst als kazerne voor de Franse legers. Dit duurde tot de bevrijding van de Nederlanden in 1813.

De eerste verdieping (welpenzaal) werd in 1839 ingericht als concertzaal. Het is qua ruimte en afmetingen een prachtige zaal en de lichttoevoer door de drie grote ramen is geweldig. Het publiek zat op van kussens voorziene banken, waarvan er in totaal vijfendertig konden staan. Indien nodig was er achter de banken nog ruimte voor zeventig stoelen en bovendien waren er nog vijftig staanplaatsen. Tot wanneer het gebouw als concertzaal heeft gediend is niet bekend. Het gebouw werd verder gebruikt voor allerlei bijeenkomsten, tentoonstellingen en lezingen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren een huisvestingsbureau en de afdeling van de politie in het pand gevestigd. Na de oorlog was naast onze groep ook een kantoor van de Nederlandse Heide Maatschappij in het gebouw gehuisvest. Aanvankelijk zat de N.H.M. alleen op de benedenverdieping, later wilde zij ook de eerste en tweede verdieping betrekken. De gemeente Middelburg zegde de huur van de groep op en bood de gerestaureerde Seismolen aan. Aan de Seismolen kleefden echter teveel bezwaren: de huur was te hoog, de ruimte te klein en er was geen goede verwarming. De groep besloot de Zuidsingel niet vrijwillig te verlaten en bood aan één verdieping af te staan in ruil voor de zolder, die toen niet in gebruik was. Hiernaar had de gemeente geen oren. Toch werd de groep nooit het gebouw uitgezet. Vanaf het moment in 1955 dat de N.H.M. naar Goes vertrok, huurt de groep het hele gebouw. De welpen (en tegenwoordig de esta’s) gebruiken sinds het eind van de jaren vijftig de eerste verdieping, terwijl de verkenners (nu scouts) de tweede verdieping als hun onderkomen hebben. Een deel van de benedenverdieping doet sinds 1965 dienst als stamlokaal en een ander deel werd lang gebruikt als opslagplaats voor de instrumenten van de drumband en als leidinghok. Tegenwoordig is dit deel ingericht als beverlokaal. Op de zolder hebben achtereenvolgens de welpen, de zeeverkenners en de rowans (tegenwoordig explorers) gezeten.

Begin 1980 werd het gebouw aangepast aan de brandveiligheidsvoorschriften door aan de achtergevel over de gehele hoogte van het gebouw een brandtrap aan te brengen. Door achterstallig onderhoud raakte het pand echter in een steeds slechtere staat. Toen in 1993 bleek dat er voor anderhalve ton aan het pand verbouwd moest worden, overwoog de gemeente Middelburg serieus om het gebouw te verkopen en de Berdenis van Berlekomgroep eruit te zetten. Door onder andere de politiek aan onze kant te krijgen kon dit gelukkig worden voorkomen. De buitengevels werden hersteld, de houten sierelementen aan voorzijde gerestaureerd en de rotte draagbalken gerepareerd met kuntshars. Verder werden de dakkapellen vernieuwd, de schoorstenen opnieuw opgebouwd en de goten volledig vervangen. Gedurende lange tijd ondervond de groep veel hinder van de werkzaamheden.

In 1999 leek het doemscenario zich te herhalen, toen bleek dat het aangebouwde trappenhuis zodanig was verzakt dat het leek los te kunnen scheuren van het hoofdgebouw. De gemeente zag de ernst van de situatie in en verbood ons om het trappenhuis nog langer te betreden, zodat slechts van de begane grond gebruik kon worden gemaakt. Uiteindelijk duurde het ruim een jaar voordat het trappenhuis was voorzien van een nieuwe fundering en verder geheel was opgeknapt. Tegelijkertijd werd de achterdeur verplaatst en werden er twee nieuwe toiletten onder de trap geïnstalleerd. Bij de sloop van het oude toilet bleek overigens dat dit toilet geen aansluiting op het riool had, maar dat alles gewoon wegspoelde in de grond onder het trappenhuis. Dit zou wel eens mede de verzakking hebben kunnen veroorzaakt. Voor de groep stond het jaar 1999 vooral in het teken van het zich moeten behelpen met de twee lokaaltjes op de benedenverdieping.

Het is niet bekend in welk jaartal de Berdenis van Berlekom zich in het pand Zuidsingel 92 heeft gevestigd. Voormalig oubaas De Kuijper herinnerde zich in 1976 dat de voortrekkersstam reeds begin jaren dertig in het gebouw zijn bijeenkomsten hield. Het vermoeden dat de groep al in de eerste decennia van deze eeuw in het pand gehuisvest was, wordt versterkt door een uit begin jaren twintig gedateerde foto, welke ook al padvinders in en om het gebouw laat zien. Het ANWB-bordje op de gevel van het groepsgebouw vermeldt 1958 als jaar waarin de groep zijn intrek nam in het gebouw. Dit is echter pertinent onjuist.

De architect van het gebouw

Jan de Munck werd geboren op 12 september 1687 te Hulst en verliet het Zeeuw-Vlaamse stadje al op jonge leeftijd. In de jaren 1713 en 1714 was De Munck als landmeter werkzaam op Walcheren en in 1715 werd hij als poorter van de bloeiende handelsstad Middelburg ingeschreven met als beroep meester-timmerman. De Munck trouwde aldaar met Catharina Dunewey, dochter van de deken van het timmermansgilde, waardoor zijn aanzien danig steeg. In 1723 werd De Munck zelf deken van dit gilde en kocht hij een huis aan de Spanjaardstraat met een daarachter liggend erf dat doorliep tot het Molenwater. Op deze plaats bouwde hij voor eigen bewoning in 1735 het huis genaamd ‘Het Observatorium’. Dit woonhuis, thans Zuidsingel 126, deed later onder meer dienst als protestants-christelijk militair tehuis.

In november 1730 werd Jan de Munck aangesteld als stadsarchitect met een salaris van vijfhonderd gulden per jaar. Hij ontwierp vele gebouwen in Middelburg, waaronder de Koepoort (1735), het IJkhuis (1739), dat nu dienst doet als groepsgebouw van de Berdenis van Berlekomgroep, en de Lutherse Kerk (1742). In achttiende eeuw was de stadskas boordevol, zodat De Munck vrijwel onbeperkt zijn gang kon gaan met zijn bouwkundige activiteiten. Ook de zonnewijzer die aan de gevel van het stadhuis geplaatst werd, later zijn plaats vond op de (inmiddels afgebroken) Streekschool aan het Molenwater en thans wederom aan de gevel van het stadhuis prijkt, is door De Munck ontworpen. Uit persoonlijke belangstelling beoefende De Munck sterrenkunde. Zijn waarnemingen deed hij vanuit een hoge toren die hij naast zijn woonhuis aan de Zuidsingel had laten bouwen. Als erkenning van zijn verdienstelijk werk op sterrenkundig gebied benoemde stadhouder Willem IV hem in 1747 tot zijn ‘Astronomus en Observateur in de hemelloop- en sterrenkunde’. Jan de Munck overleed op 24 februari 1768 te Middelburg op de voor die tijd zeer respectabele leeftijd van tachtig jaar.